Martin Diwald ken ik al een tijdje. Fijne vent, wars van conventies, en wijkt lekker af zo her en der. En hij maakt heerlijke, zuivere wijn. Ook zijn andere wijnen zijn eigenlijk allemaal de moeite waard, dus er zal wel eens vaker iets van hem langskomen, aangezien hij vooral op wit focust. En je raadt het al, dat is nu juist niet. Hij doet veel anders dan de meeste van zijn collega’s in zijn biologische wijnmakerij in het Wagram-gebied. Het bedrijf is één van de biologische pioniers van Oostenrijk en cultiveert hun wijngaarden sinds 1976 al biologisch. In die tijd werden de ouders van Martin nog uitgelachen. Tegenwoordig behoren ze tot de wijnhuizen met de meeste ervaring op dit gebied, en komen collega’s die ook de switch naar biologisch werken hebben gemaakt juist langs voor goede raad. Het kan verkeren. De voormalige 4 hectare is inmiddels 20 hectare wijngaardoppervlak geworden. Het portfolio van hun typische wijnen met eigen oorsprong richt zich op Grüner Veltliner en Riesling, waarbij zacht wijnpersen en 100% spontane gisting populair zijn in de kelder.
“Bij spontane gisting worden de wijnen veel complexer en meer typerend voor de variëteit, omdat er meer diverse gistflora bij betrokken is”, legt Martin Diwald uit. De Diwalds kunnen niets met kunstmatige barbiepopwijnen of glazen-huis-paradijsjes, zoals Martin het zelf zegt… Geen onnodige franje, allemaal onafhankelijke, eerlijke wijnen.
Gelukkig maakt de beste man ook rood. Deze Zweigelt, wat een kruising is tussen Blaufränkisch en St. Laurent, is inmiddels de meest aangeplante blauwe druif van Oostenrijk. Hier in ons koude kikkerlandje is de Grüner Veltliner niet aan te slepen. De rode Oostenrijkers laten we toch vaak links liggen, want onbekend maakt onbemind. Steeds vaker ten onrechte. Na wat dipjes in kwaliteit en schandalen links en rechts, is Oostenrijk hard op weg een stabiel wijnland te worden. Dit is een prachtvoorbeeld. En stiekem een ”natuurwijn”…
Wanneer is ‘ie het lekkerst?
Zo met de Kerst, als er een uitgebreid menu op tafel komt, is het raadzaam om de wijn een beetje op te bouwen. Niet meteen met de allerzwaarste beuker beginnen, want dan lig je snel onder de tafel. Dit is een soort ”tussenwijn”. Perfect om de brug te bouwen van voller wit naar krachtig rood. Beetje Pinot Noir, maar dan toch heel eigen. Zweigelt komt in veel gedaantes voor: zacht fruitig, geconcentreerd en met veel hout, maar het is nooit een wijn met een hele zware body of droge tannine. Deze is vooral heel puur. Maar niks zacht fruitig, heel geurig en bessig. Vlierbessen, pruimenjam en jeneverbes, bitter kersje, zoethout en een draai van de pepermolen, met levendige zuren, die de boel meteen wakker schudden. Zo ongelooflijk fijn, zeker als hij even tien minuten lucht krijgt. De wijn heeft 18 maanden op oude houten vaten doorgebracht, wat hem net een beetje extra geeft, zonder het pure fruit in de weg te zitten. Schenken op 16 graden en genieten! Waarbij? Tsja, dit is echt zo’n wijn die altijd lekker is zonder iets erbij, maar ook met een hammetje of wat harde kazen. Maar ga je echt aan de bak met Kerst en tover je buitengewoon klassiek een kalkoen op tafel (lichter vlees), dan is dit een hele fijne metgezel. Ook heel goed bij carpaccio van hertenham met een bosbessenchutney, of kwartel met een puree van topinamboer en wat gebakken paddenstoelen. Maar ga je aan de zware jus of stevig rood vlees, dan mag er wat stevigers open!