Van een leien dakje
Riesling. Geen druif die zo sterk verbonden is met zijn oorsprong als deze. In Duitsland is het dé nationale trots – en terecht: geen andere druif weet zuren, finesse en terroirexpressie zo treffend te combineren. Maar niet alle Rieslings zijn gelijk. Neem bijvoorbeeld de twee belangrijkste regio’s: Mosel en Rheingau. Beide wereldberoemd, beide Riesling-specialisten – maar in stijl totaal verschillend.
Mosel vs. Rheingau
De Mosel ligt in het westen van Duitsland, langs de kronkelige Moezelrivier. Hier vind je de steilste wijnhellingen van Europa, met een ondergrond van blauwe leisteen (Blauschiefer) die de zonnewarmte opslaat en terugkaatst naar de druiven. De wijnen zijn vaak lichtvoetiger, met relatief laag alcohol, levendige zuren en een kristalheldere mineraliteit. In tegenstelling tot de Mosel staat de Rheingau bekend om zijn krachtigere stijl. Hier groeien de druiven op rijkere bodems (veel löss en kwartsiet), onder invloed van een breder riviergeulklimaat met meer zonuren. Dat resulteert in vollere, drogere en rijpere wijnen met een stevigere structuur.
Generationeel vakmanschap
In het hart van de Mosel, bij het dorpje Leiwen, vinden we Weingut Loersch – een familiebedrijf met wortels die teruggaan tot 1640. Tegenwoordig zwaait Alexander Loersch de scepter. Hij is de 12e generatie en heeft de afgelopen jaren de naam Loersch naar nieuwe hoogten gebracht. Zijn focus? Spontane vergisting, gebruik van oude stokken, en maximale expressie van terroir, met minimale interventie. Loersch werkt uitsluitend met Riesling, vooral op de steile hellingen met blauwe leisteen, waaronder topwijngaarden als de Trittenheimer Apotheke.
De kwaliteit van zijn werk blijft niet onopgemerkt. In 2012 werd hij op de AWC Vienna uitgeroepen tot Best German Wine Producer. Een jaar later won hij de prestigieuze Duitse Riesling Erzeugerpreis. Ook de gids Gault&Millau bekroonde hem met drie druiventrossen – de hoogste waardering in zijn categorie. In 2020 kreeg hij van het Feinschmecker Magazin de titel Aufsteiger des Jahres. Internationaal scoort hij ook hoog: James Suckling gaf zijn Blauschiefer Trocken eerder al 94 punten, en roemde de wijn om zijn “laser-precise acidity and stony intensity.”
Wanneer is ‘ie het lekkerst?
Deze Blauschiefer Riesling Trocken is een schoolvoorbeeld van Mosel-mineraliteit. Naast dat stenige karakter – denk natte steen en kabbelende bergbeekjes – heeft de wijn een klein beetje restzoet. Niet veel, maar precies genoeg om de strijd aan te gaan met de strakke, hoge zuren. Dat spel van zoet en zuur heeft Alexander tot een kunst verheven. Een absolute persoonlijke favoriet, en een graag geziene gast aan tafel bij allerhande verfijnde voorgerechten.
Strak en stenig, maar met rondeur. Een echte Riesling-neus met ingelegde citroen, yuzu, wat groene appel en zoetere nuances van banket, zoals een maracuja-tartelette. In de mond glashelder, met precieze zuren, een ziltige ondertoon en een lange, energieke afdronk.
Jong al heerlijk dankzij zijn energie en spanning, maar zeker ook geschikt om een paar jaar te laten liggen – dan komt de leisteen nóg meer naar voren. Drink deze wijn rond de 10 graden, liefst uit een smaller, hoger glas of een tulpvormig glas om de aroma’s te concentreren. Ga je kokerellen, dan is de Aziatische keuken een uitstekende keus. Maar ook mildere gerechten uit het Midden-Oosten passen goed – zolang er maar frisheid en kruidigheid is om mee te sparren. Zelf maak ik hier graag een gerechtje bij met…